“Hoe zorg ik er voor dat mijn organisatie komt van ruwe data tot inzicht, grip en handelen?“
Dit is de kern van datagedreven werken.
Elk individu en en elke organisatie heeft vragen:
- voor welk type klant is dit een geschikt product?
- wat is het ideale moment om een nieuw huis te kopen?
- wat doe ik nu wat niet effectief is voor deze leerling?
Soms doe je een uitgebreid marktonderzoek of lees je relevante wetenschappelijke stukken, maar niet zelden is wordt gehandeld op basis van ervaring of onderbuikgevoelens. Sommige van dergelijke keuzes zou je echter wel willen onderbouwen: om je middelen (tijd, energie of geld) effectief en efficiënt te besteden, om willekeur te voorkomen of om te voorkomen dat je meer doet dan noodzakelijk.
Maar hoe onderbouw je dergelijke keuzes? Hoe bepaal je wanneer je middelen effectief en efficiënt ingezet worden? Je begint met het verzamelen van feiten (of data). Wat staat er vast? Data wordt informatie door het een context te geven, een doel. Het geeft antwoord op duidende vragen ( “wie”, “wat”, “waar”, “hoeveel”, “wanneer”). Daarvoor moet de data op het juiste moment bij de juiste persoon komen (of de juiste plek) komen.